|
|
Home | Biografie
| Lezingen
Lezingen / betogen / interviews
Sierk Schröder (1903-2002)
Lezingen / betogen / interviews / brieven / briefwisselingen
Openingstoespraak Prof. J.N. van Wessem, 12 december 1992, Expositie
in de grote zalen van Het Slot Zeist
Nu wij in de gelegenheid zijn een gaaf en zorgvuldig gekozen overzicht
van schilderijen, aquarellen en tekeningen van Sierk Schröder bij
elkaar te zien en de ontwikkelingen van zijn artistieke loopbaan te
volgen, heeft het - dacht ik - zin op zijn plaats in onze schilderkunst
in te gaan.
Hij past helemaal niet in het beeld van de hedendaagse kunstenaar, die
als vertegenwoordiger (handelsreiziger) van de tijdgeest wordt uitgezonden
naar internationale manifestaties, die trefpunten van de nieuwe elite,
die put uit de bodemloze bron van reisbeurzen, stipendia en bekroningen
om grensverleggende vernieuwingen te stimuleren, en die een zwaar gesubsidieerde
speerfunctie uitoefenen op weg naar de kunst van de volgende eeuw.
Men kan hem eerder een in zijn tijd verdwaalde noemen, maar wel een
die zichzelf is gebleven. Hoffelijk, voorkomend en sociabel, heeft hij
als kunstenaar nooit tot een groep behoord. Hij was bevriend met kunstenaars
die geheel andere idealen koesterden, zoals Paul Citroen, maar als schilder
is hij het liefst alleen, gewoon in zijn eigen atelier. En dat niet
uit een kortzichtig isolement. Er zijn genoeg kunstenaars die hij bewondert
(Chardin, Degas Frans Hals, Velasquez, Brianchon en Oudet om er enkele
te noemen), maar omdat hij zijn talent in beslotenheid heeft willen
ontplooien.
Charles Yriarte schreef over Delacroix: La meilleure biographie d'un
artiste c'est le catalogue de ses oeuvres.
Sierk Schröders ontwikkeling toont in een lange loopbaan een rechte
lijn, maar niet zonder speelse varianten.
Vanaf het begin van de vijftiende eeuw beschouwden de kunsttheoretici
de tekening als het fundament van de beeldende kunsten.
Voor Sierk Schröder is de tekening de sleutel tot zijn kunst gebleven,
niet zozeer als directe voorstudies voor zijn schilderijen, maar als
terreinverkenningen, én als op zichzelf staande uitingen. En
dikwijls behoren zij tot de hoogtepunten in zijn oeuvre.
Het voortdurend studeren, het verfijnen van de waarneming, het verscherpen
van de visuele perceptie, het uitwerken van details, zoals bijvoorbeeld
draperieën, het blijven volgen en herstructureren van een contour,
het onderzoeken van de werking van een gedifferentieerde lichtinval;
al deze middelen heeft hij - onvermoeibaar - gebruikt om het peil van
zijn schilderijen te handhaven, te verhogen en zich in het resultaat
zekerder te voelen.
De tekening groeit als één detail de weg wijst naar het
volgende, en op die manier bepaalt de volgorde waarin de 'tekens', de
accenten hun plaats krijgen in het geheel. De tekening, die ook de kunst
van het weglaten is, is de directe neerslag van het rhythme waarmee
het oog van de kunstenaar het gegeven aftast; dit rythme bepaalt het
persoonlijke van de stijl.
In zijn late tijd, nu - zoals Judith Herzberg zegt: de treden van de
dagen dagelijks hoger worden - zijn de tekeningen zijn blijvende steun
en toeverlaat.
Sierk Schröders instelling leidde tot een hoge achting voor de
traditie. Hij is er altijd van overtuigd geweest dat oorspronkelijkheid
(niet alleen in de kunst) niet kan bestaan tenzij op de basis van traditie.
In tegenstelling tot de heersende mening van alle dag is hij er zeker
van dat het beste wat deze eeuw heeft voortgebracht meer afhankelijk
is van de traditie dan dat het zich ertegen heeft afgezet. Zelfs dat
het zijn kwaliteiten veeleer ontleent aan het zich inpassen in de longue
durée dan aan het klakkeloos omhelzen van het modieuze.
Daarom heeft hij zich bewust en opzettelijk terzijde gehouden van alle
stromingen die, als de luim van het seizoen, kwamen en gingen. En het
spreekt dan ook vanzelf dat hij er nooit iets voor heeft gevoeld zijn
tijdgenoten te amuseren als een goochelaar, in de hoop voor origineel
gehouden te worden.
Men zou Sierk Schröder, die zoveel van zijn tuin houdt, kunnen
vergelijken met de tuinman die nieuwe mogelijkheden ontdekt, verzorgt
en bewerkt om tot een beter resultaat te komen, in tegenstelling tot
de revolutionair die erop uit is wat bestaat te ontwortelen en uit te
roeien.
Hier ligt voor hem het verschil tussen het wezenlijke en het overbodige.
Zijn werk getuigt van een goede smaak. Nu is dat tegenwoordig een heel
hachelijke zaak. Het woord schoonheid is belachelijk geworden. De vorst
van het heersende kunst-establishment heeft in een kwaliteitskrant verklaard
dat hij geen smaak heeft. En hij is daar kennelijk trots op. Goede smaak
moet ontwikkeld worden; een aangeboren sensibiliteit speelt zijn rol,
maar hij vraagt voortdurend aanpassing en verfijning. Ons musée
imaginaire streeft steeds een hoger niveau na. Zo groeit een gefundeerd
oordeel dat de kunstenaar de weg wijst naar de beslissingen die hij
neemt. Wanneer hij over een gecultiveerde smaak beschikt vindt hij hier
een peilstok die hij altijd kan raadplegen.
Sierk Schröders schilderijen, aquarellen en tekeningen zijn nu
- aan het eind van een eeuw vol verrassingen, maar ook vol bedrog, manipulaties
en onfrisse transacties, bergtoppen in een landschap dat gekenmerkt
wordt door drijfzand.
Zijn stijl - Samuel Butler heeft het opgemerkt - is als een goed zittend
pak; eenvoudig en niet in het oog lopend. Het eerste dat je treft wanneer
je het werk bekijkt is de directe vreugde, de vrijheid en de overwinning
van de harmonie. Daarna besef je de eenheid waarmee die harmonie werd
bereikt. En vervolgens word je getroffen door de constatering dat het
geheim ligt in de delicate, uiterst nauwkeurige waarneming van variaties
in toon en rythme.
Sierk Schröders werken munten uit door harmonie van alle samenstellende
elementen. Zijn schilderijen bestaan nochtans niet alleen uit het bij
elkaar brengen van vormen en kleuren, puur en simpel, zonder associaties
en toespelingen. Juist door de herkenbaarheid van wat is weergegeven
winnen ze aan betekenis. Zij leren ons zien, zoals Memling, Dürer,
Tiepolo, Goya, Kokoschka en Balthus ons leren zien. Hij is, in de concrete
bestudering van de werkelijkheid, niet tevreden met een goed gelijkende
weerspiegeling, maar verkiest een picturale benadering die het onderwerp
uittilt boven het anekdotische.
Zijn oeuvre past in de lange, ononderbroken keten van visuele betovering,
die door de eeuwen heen - de glorie van onze beschaving kenmerkt.
En, lijkt de wereld die hij ons laat zien er een zonder problemen, dan
wil dat niet zeggen dat hij blind zou zijn voor wat er om hem heen gebeurt,
maar dat hij - bewust - een dam wil opwerkpen om te verdedigen wat te
kostbaar is om prijs te geven.
Hij voelt zich heel sterk en toont in zijn werk een impuls om een eenheid
te scheppen en daarmee ons gevoel voor het positieve in het bestaan
op een hoger niveau te plaatsen.
De kunst van deze 'lad who never grows old' is een kostbaar geschenk
in een wereld die steeds grijzer, oppervlakkiger en onvriendelijker
wordt. In de diepste kern is het de verwondering die hem is blijven
bezielen.
Wij kunnen niet dankbaar genoeg zijn dat wij zo'n kunstenaar in ons
midden hebben.
Opmerking Stichting Sierk Schröder:
Prof. J.N. van Wessem was directeur van het Stedelijk Museum De Lakenhal,
Leiden (1953 - 1967), daarna hoogleraar kunstgeschiedenis en esthetica
aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten, Amsterdam
Uit het archief van de Stichting Sierk Schröder 
|
|