De Stichting Sierk Schröder is de auteursrechthebbende op alle kunstwerken van Sierk Schröder

Home | Dagboek en Brieven Sierk Schröder

Dagboek en brieven

Verslag van een reis naar Teheran in 1963

Brief 8 van een serie van tien brieven

Vervolg van brief 7

Brief 8

Vrijdag 11 okt. 1963

Lieve Miek. Dit is de laatste brief, die ik weg stuur. Morgen ga ik toch naar Persepolis. Iedereen zegt, dat ik dat moet zien en nu ik er over gelezen heb, ben ik zo enthousiast, dat ik het gezien wil hebben. Isfahan is overweldigend mooi. Die grote moskeeën zijn zo edel, zo sereen en van een schoonheid en grootsheid, die ik zo nog nergens gezien heb. Heel anders dan de Goth. Kathedralen.
Er gaat een grote rust vanuit, open, klaar en helder van kleur, overal licht, geen donkere hoeken. Oh, een paar deuren met zilver beslag, onvergetelijk. Vanochtend was ik, lopend, op het grote plein van Isfahan, met daaraan liggend de grote Konings-Moskee, de mooiste, de Lotfallah Moskee, met schitterende koepel ook van tegel-mozaiek. Een klein paleisje met zuilengallerij, van Sjah Abbas de Grote en als afsluiting het Bazaardistrict, waar midden tussen alle winkels ineens een oude Hadji met een felgroene tulband en twee schapen voorbij draafde. Tussen alle kleden en winkels en balen.
Wat ik hier zie!, maar gek, ik heb niet de minste behoefte dit nu te gaan omzetten in voor ons Westerse schilders aannemelijke aquarelletjes of enige krabbeltjes. Ik weet nu dat ik bij mijn eigen Westerse portretten moet blijven. Hier de charme plukken van het ons onbekende en daarmee het eigene van ons land te stofferen, is niet juist. Je moet het tegenover elkaar stellen, niet door één mengen, behalve als je hier zou gaan wonen, het werkelijk indrinken, dat het weer eigen wordt. Maar hoe anders zou je dan moeten werken. Ik zag prachtige wandschilderingen in dat Koningspaleisje, veel Chinese invloeden.
Ik zag ook dat 40-zuilenpaleis, waarvan de houten zuilen in een grote rechthoekige vijver weerspiegelen. Prachtig, zeer nobel.
Gegeten en wat gerust en toen met een taxi de Julfa kerk gezien, die wat Byzant.-Spaans aandoet en die met alle taferelen van Bloed en Zonde en van Maria Magdalena en gemartelde heiligen direkt veel zwoeler, verwrongener is.
Zag ook de ruïnes van de vuurtempel buiten de stad, bij zonsondergang en ook een Moskee, waar ik dankzij de chauffeur en een flinke fooi met enige moeite binnen mocht. Men kijkt je zeer onvriendelijk aan en je voelt je een echte Christenhond. Maar soms was het zo mooi, dat me de tranen in de ogen sprongen, iets wat ik ook even in Chartres had.
Mijn gids, een oude Hadji met kaftan en tulband, zag mijn emotie en gaf me een kleine aarden zegel (net een damsteen) met de hand Gods op een zijde en gemaakt van de grond van Mekka.
Hij beduidde, dat je die bij het bidden tegen je voorhoofd moest drukken en stopte het toen in mijn zak.
Bij een andere moskee begon een klein jongetje van 4 jaar hard tegen me te schreeuwen, toen we het hek doorgingen. De chauffeur begon te lachen en ik vroeg wat hij riep. “Hij riep”, zei de chauffeur: “Ik sta hier n.b. elke dag, dan kan die vreemdeling wel “Salaam” zeggen!”
Morgen ga ik nu per vliegtuig naar Shiraz, dan per taxi naar Persepolis en vlieg dan weer terug, via Isfahan ineens door naar Teheran. Ben daar om 16.20. Zondag nog een laatste zenuwachtige dag en dan naar huis. Ik wilde hier vanmiddag wat leuke dingetjes kopen, maar het is weer Vrijdag en dus alles gesloten. Dag, dag ..., liefs voor alles en iedereen, je Sierk

Verder naar brief 9