De Stichting Sierk Schröder is de auteursrechthebbende op alle kunstwerken van Sierk Schröder

Home | Tekenlessen Sierk Schröder

Tekenlessen

Tekenlessen Sierk Schröder

Lessen in anatomie van de menselijke figuur, door Sierk Schröder, Ars, Leiden

Lessen in anatomie van de menselijke figuur, door Sierk Schröder gegeven in Ars, in 1977 (Ars Aemula Leiden) Serie van 8 lessen (als voorbereiding op de lessen uitgeschreven door Sierk Schröder - met voorbeeldtekeningen - en door de Stichting Sierk Schröder uitgetypt)

Terug naar de Inleiding

EERSTE LES. Projectie

Eerste les - materiaal - punaises etc.
Plaatsing op het vlak.
Wat we zien is driedimensionaal. Dit gaan we terugbrengen in twee dimensies. Dus, het ruimtelijke 2 vertalen we op het platte vlak in twee dimensies, maar zo, dat het ons toch de suggestie geeft van ruimtelijk te zijn.

Wat gebeurt er nu precies? We passen centrale projectie toe, een wiskundig systeem. We bezien daartoe de objecten in de natuur met één oog, d.i. … [onleesbaar, ndr] punt C. We denken ons een glasplaat tussen C en het voorwerp D. De centrale projectie E op de glasplaat is de afbeelding.
Als we nu gaan tekenen, doen we dit volgens dit principe. Ons papier is de glasplaat. We nemen het object wáár, en projecteren dat in gedachte op het papier. Het eerste waarvan we ons dus bewust moeten worden en waar we ook groot gemak van hebben bij het tekenen is om het beeld, dat we zien - te zien als een geheel, wat we gaan projecteren op ons papier. En dat is in eerste waarneming - de contour (heel duidelijk bij kindertekeningen). Begin daarom niet bij een willekeurige punt - meestal het hoofd - waarop men dan langzaam aan naar beneden zakt en hoopt dat de almachtige het zo zal leiden dat nu ook de voeten erop komen. Maar zelfs Gods almacht vermag niets tegen deze ijdele hoop.
Begin het beeld in zijn totaal, dus ook met handen en voeten, te zien als een door lijnen omsloten vlakke figuur. Dat is een bepaalde visie, die men zich na enige oefening kan eigen maken. Dit zal voor een staande figuur lijken op een lange rechthoek, voor een zittende figuur op een veelhoek met verrassende lange en korte lijnen.
Laten we ons even houden aan de staande figuur, en denk u in, dat u die staande figuur ziet als bedekt door een strook papier - een lange rechthoek dus -. Die strook moeten we projecteren op ons blad, d.w.z. tekenen in de juiste verhoudingen. Moeten we nu uitgaan van de lengte of van de breedte? Vrijwel altijd maakt de beginner de figuur te breed, zodat de benen en voeten er niet meer op komen, of die onderste ledematen - in een wanhopige poging ze er tóch nog op te krijgen - veel te kort worden. Dat zit voornamelijk in de verhoudingen van ons tekenpapier. Had ons tekenpapier dezelfde verhoudingen als lengte en breedte van een menselijk lichaam, dan zou het gemakkelijker zijn de goede verhouding te bepalen. Probeert u eens voor uzelf uw tekenpapier in de lengte dubbel te vouwen en dan door te scheuren op z'n lange stuk [moeilijk leesbaar, ndr]. U zult zien dat u de verhoudingen van een staande figuur makkelijker ziet. Een eenvoudig middel is: niet de lengte te zoeken bij de breedte, maar de breedte bij de lengte. Begin met de lengtemaat uit te zetten. Zet een streep boven en een streep onder en dwing nu uzelf …[onleesbaar, ndr] daartussen te blijven als u de breedte zoekt. Maar dan nóg is het moeilijk om tot goede verhoudingen te komen. Het hoofd trekt onze aandacht en dat overdrijven we in de verhoudingen. Zoek daarom altijd - altijd - het midden van de figuur. Dwing uzelf hoofd en bovenlichaam binnen die afgebakende grenzen te houden.

Laten we beginnen met een figuur nu lang zó op te zetten - De lengte begrenzen - De breedtestrook aangeven - Het midden zoeken. Het is het doodgewone konings … [onleesbaar, ndr] bij het schaakspel.
Maar nu? Eerst de paarden eruit brengen of eerst de lopers? Het is goed om uzelf een rustige klassieke opening eigen te maken, die de meeste kansen biedt op het winnen van de partij, al kan een grootmeester zich elke opening veroorloven - hoe gek ook - (Toorop begon bij de pupil van het oog en maakte een schitterend portret).

Hulpmiddelen
Wat komt er na die eerste projectie van die afgebakende strook met een midden? Dan komt het zoeken en tekenen van lijnen, die ons kunnen helpen het beeld te realiseren. Lijnen die we daar zien - of denkbeeldige lijnen.

Laten we eens deze stand nemen: er is een lijn vanaf de ellenboog tot de voet die we haast als één vloeiende rechte lijn kunnen zien tegenover de gebroken lijnen links. Hoe langer die lijnen zijn, hoe langer we ze kunnen doortrekken, hoe beter het is. Tegenover zo'n lijn staan gebroken kortere lijnen - én de denkbeeldige horizontalen: de lijn over de schouders, over de heupen en over de tepels. De zwaaiende lijn over het midden … [er ontbreekt een blad,ndr].

Verder naar tekenles 2

© Uit het archief van de Stichting Sierk Schröder – www.sierkschroeder.com
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door print-outs, kopieën, of op welke manier dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Stichting Sierk Schröder.
Voor schriftelijke toestemming kunt u contact opnemen met de Stichting Sierk Schröder.